Vordering in een later verzoekschriftAls de vordering pas in een later verzoekschrift wordt ingediend, moet in het opschrift daarvan duidelijk worden aangegeven dat het een ‘vordering tot schorsing’ betreft. Dit verzoekschrift moet de volgende gegevens en uiteenzettingen bevatten:
Als een verzoekschrift van een rechtspersoon niet door een advocaat wordt ingediend, moet de beslissing van het bevoegde orgaan van de rechtspersoon om de bijkomende vordering tot schorsing in te dienen worden voorgelegd. De verplicht bij te voegen stukken, evenals de stukken die bijkomend zouden worden voorgelegd ter staving van de vordering tot schorsing, moeten worden genummerd en worden opgenomen in een inventaris. Een verzoekschrift tot schorsing kan worden ingediend op dezelfde wijze als een verzoekschrift tot nietigverklaring. Als echter het verzoekschrift tot nietigverklaring werd ingediend volgens de elektronische procedure, moet ook een latere vordering tot schorsing op die wijze worden ingediend. Bij een per post ingediend verzoekschrift moeten negen voor eensluidend verklaarde afschriften worden gevoegd. Als er verplichte vermeldingen of bij te voegen stukken of afschriften ontbreken zal de behandeling zeker vertraging oplopen, en bestaat bovendien het risico dat de vordering onontvankelijk zal moeten worden bevonden, en dus niet zal kunnen worden behandeld. Per verzoekende partij moet er een recht van 200 euro worden betaald. Hier geldt dezelfde regeling als voor een verzoekschrift tot nietigverklaring. Nota met opmerkingen – administratief dossier De griffie brengt het verzoekschrift ter kennis van de verwerende partij. Deze beschikt over een termijn van vijftien dagen om een nota met opmerkingen in te dienen. Indien er nog geen administratief dossier werd neergelegd naar aanleiding van het beroep tot nietigverklaring, moet dit nu binnen diezelfde termijn van vijftien dagen gebeuren. Lees ook de procedureregeling. |
{{messageCookie}} {{linkCookie}}